Onze steden zijn niets meer dan permanente campings. Onze huizen zijn tenten met de vale kleur van steen, wapperend en scheurend in de wind van de tijd. Onze huizen met facadezeilen opgespannen als een trompe l’oeil van door de wind verscheurde begeerte rond slaapkamer en wc. Tijdsnomaden zijn we gebleven. Lookalike bakstenen betalen we per levensuur. Ooit zal onze opgestapelde huistijdconstructie de diepgegroefde en terminale rimpels vertonen van door niet geleefd leven afgestorven huid.
torenkamer
In de middeleeuwen werd door troubadours verhaald dat het leven niet meer is dan het korte tijdsmoment waarop een kleine vogel van aan de ene kant van een torenkamer uit de duisternis van de nacht komt aanvliegen door een raamopening, en snel aan de andere kant door een andere raamopening weer naar het donkere buiten vliegt.
Die korte vogelvlucht in de schimmige door kaarsen verlichte torenkamer, dat is de duur van een mensenleven.
Het is enkel in de torenkamer dat er even fladderend wordt geboren, geleefd, geliefd, gedronken, gewerkt, gevloekt en gebeden.
Alles buiten de torenkamer blijft voor alle tijden Onverlicht mysterie.