onvoltooid begin
jij
in een kroeg aan een tafel
drinkend, lezend
de vale onbeschilderde muren verleidend
met je lange haren
en je nog strakke huid
naast jouw smalle schaduwlijnen
zwijgen tooghangers
met geblokte ellebogen
in een langgerekte biervlek
jij koketterend
in de eeuwigheid
van de onvoltooide muur
zij gevangen
in de vergankelijkheid
van een zoveelste
moeizaam voltooide dag
en ik
in het nu
een kleurloze kameleon
tegen de vale wand
jij bestudeert
vanop jouw stoel
de gekromde lijnen
van mijn mondhoeken
alsof het scheuren zijn
in de onbeschilderde muur
(uit de cyclus -zwerfkeien in de kreek van de liefde-)
achttien
niets
in mijn karig opgespaarde jeugd
had me voorbereid
op dat ene
toen ik lang geleden
aangekomen in de metropool
om alle dingen van de wereld te studeren
op mijn kamer zat
met jou in je hotpants
met je leuke rode haar
en toen mijn lippen
mijn naam drukten
in die van jou
zoals niets in het leven
mij had kunnen voorbereiden
op wat je antwoordde
toen je me afweerde en zei
dat huidhonger alleen maar
een dorpsziekte is
(uit de cyclus -zwerfkeien in de kreek van de liefde-)
moesson
je leunt uit het open raam van de hostel je voelt de regenvlagen op je gezicht zij de zwartharige reizigster die onlangs opdook van achter haar rugzak legt haar hand op je schouder zoals alle voorbije ochtenden na het vrijen de reizigster zoent je in je nek klampt zich aan je vast zoals ze de berg ziet doen in de verte de berg die zich voor altijd lijkt te persen tegen het immense wolkendek in de vallei oogst een doornatte man met een buffel druppels stilte in het rijstveld van het zich lavende land alleen hij weet dat de moessonregens op een dag zullen verdwijnen zoals ze gekomen zijn (uit de cyclus -zwerfkeien in de kreek van de liefde-)